Menu
Oefenvragen
De tropen
|
1. Wat is het verband tussen de temperatuur en de manier waarop de zonnestralen op de aarde schijnen?
2. Wat is het verband tussen de breedte (breedteligging!) en de temperatuur? 3. Geef de oorzaak waardoor stijgingsregens alléén op de evenaar voorkomen. 4. Geef twee oorzaken van ontbossing. 5. Waarom vindt je vooral op de evenaar het grootste heterogene bos? 6. Mieka zegt: het kenmerk 'altijd groen bos' en het kenmerk 'heterogeen bos' hebben met elkaar te maken. a. Heeft Mieka gelijk? Antwoord met 'ja' of 'nee'. b. Leg je keuze bij vraag 6a zo goed mogelijk uit (je wordt verwacht hier je antwoord zeer goed toe te lichten vanuit de theorie). 7. Beschrijf hoe stijgingsregens ontstaan. (Doe dit stap voor stap, zodat elk onderdeel/klein stapje benoemt wordt). |
De polen |
Één oorzaak waarom het koud is op de polen is dat zonnestralen schuin vallen en daarom een groot oppervlak moeten verwarmen.
1. Geef de andere oorzaak waardoor het ook koud wordt op de polen. 2. Welke kenmerken heeft de boomgrens? 3. Waar komt meer permafrost voor? Kies uit:' 80 graden NB' of '60 graden NB'. Leg je antwoord duidelijk uit. 4. Wat is het grootste verschil tussen zeeijs en drijfijs? |
De bergen
|
1. Jimmie loopt van de skipiste naar beneden naar het dal. De temperatuur is -5 graden Celsius op de skipiste het hele jaar door. Welke hoogtegordels komt Jimmie achtereen volgens tegen als hij van de skipiste tegen naar zijn hut loopt in het dal?
2. Welke natuurlijke zone lijkt heel sterk op de alpenweide? Leg je antwoord uit. 3. Beschrijf waar de zin 'hoe hoger, hoe kouder' vandaan komt in de bergen. Gebruik in je antwoord de begrippen 'dampkring, opwarming en hoogte'. 4. Vergelijk de volgende drie berggebieden: - Berg Q: in het dal is het 35 graden Celsius - Berg H: in het dal is het 10 graden Celsius - Berg A: in het dal is het 24 graden Celsius a. Welke van de bovenstaande bergen heeft de hoogste boomgrens? Laat je berekening zien. b. Zet de bergen in de juiste volgende: begin bij de berg die je het dichtst bij de polen vindt. c. Leg uit waarom hiertussen zoveel verschil zit in temperatuur en de hoogte van de boomgrens, terwijl ze alle drie bergen zijn. |